Scheelzien (strabismus) bij kinderen
Deze informatie is opgesteld door de afdeling(en) Oogheelkunde.
Wat is Scheelzien (strabismus) bij kinderen?
Scheelzien is een afwijking van de stand van de ogen, waarbij de ogen niet op hetzelfde punt gericht zijn. Er zijn verschillende vormen van scheelzien. Het ontstaat meestal op de kinderleeftijd, maar kan ook bij volwassenen optreden. Deze folder gaat uitsluitend over het gewone scheelzien, waarbij de oogspieren normaal functioneren. Deze vorm van scheelzien komt voor bij 3-5% van de bevolking. Wanneer beide ogen niet op hetzelfde punt gericht staan treedt er dubbelzien op.
Schele kinderen hebben de mogelijkheid het beeld afkomstig uit het oog met de afwijkende stand in de hersenen te onderdrukken (dit heet suppressie). Het gevolg hiervan is dat iemand die scheel kijkt geen driedimensionaal dieptezien heeft. Als steeds hetzelfde oog scheel kijkt en onderdrukt wordt, kan dit oog slechter gaan zien. Dit wordt een lui oog genoemd (amblyopie). Als scheelzien op latere leeftijd ontstaat, kan dubbelzien optreden. De voornaamste reden om scheelzien al op jonge leeftijd op te sporen is een eventueel lui oog op tijd te ontdekken en met grote kans op succes te behandelen.
Het luie oog (amblyopie)
Wanneer scheelzien al op jonge leeftijd ontstaat, is er zelden sprake van dubbelzien. Het dubbelbeeld wordt in de hersenen onderdrukt. Als het beeld van hetzelfde oog enige tijd achter elkaar wordt onderdrukt, dan ontwikkelt het zicht van dit oog zich niet goed en zal het gezichtsvermogen steeds verder achteruit gaan. Men spreekt dan van een lui oog. Wanneer de ogen beurtelings scheel kijken, is de kans op een lui oog klein. Een lui oog kan al op zeer jonge leeftijd ontstaan en het gaat niet van zelf over. Wel kan het worden verholpen als zo vroeg mogelijk met de behandeling wordt begonnen. Ongeveer vanaf het tiende jaar is behandeling van een lui oog niet meer mogelijk.
Verschijnselen
Een flinke scheelziensafwijking is duidelijk zichtbaar. Maar er zijn ook kleine scheelziensafwijkingen, die niet of nauwelijks opvallen en daardoor minder ernstig lijken. De gevolgen zijn hetzelfde, maar een kleine afwijking kan meestal alleen door gericht onderzoek worden ontdekt. Wanneer het scheel zien op wat oudere leeftijd optreedt, is de kans op een lui oog klein. In dat geval kan het beeld van het afwijkende oog minder gemakkelijk worden onderdrukt.
Kinderen die scheelzien hebben geen- of verminderd dieptezien. Als dit plotseling gebeurt kan het kind last krijgen van onzekere bewegingen. Dit uit zich dan bijvoorbeeld in naast voorwerpen grijpen, misstappen of gebrekkig afstand kunnen schat ten bij balspelen.
Oorzaak
Om inzicht in de oorzaken en gevolgen van het scheelzien te krijgen is het belangrijk te weten dat mensen zien met beide ogen. De beelden uit beide ogen worden in de hersenen verenigd tot één beeld. Dit vermogen tot tweeogig zien ontwikkelt zich in de eerst zes tot zeven levensjaren van het kind, waarbij de belangrijkste ontwikkelingen al plaats vinden in de vroegste levensperiode. Als de normale ontwikkeling van het tweeogig zien wordt verstoord, kan scheelzien optreden.
Factoren die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van scheelzien, zijn onder andere erfelijke aanleg of medische problemen in de periode rond de geboorte. Ook afwijkingen aan het oog en sommige brilsterkte-afwijkingen kunnen het ontstaan van scheelzien in de hand werken. Verder kan een verschil in sterkte tussen de beide ogen leiden tot verstoring van het tweeogig zien en tot scheelzien.
Op veel consultatiebureaus worden tegenwoordig de ogen volgens een vast onderzoeksprogramma nagekeken. Wanneer de jeugdarts twijfelt aan de stand van de ogen of aan de kwaliteit van het zien, stuurt hij het kind door naar de orthoptist of de oogarts. Zij kunnen al bij zeer jonge kinderen uitgebreid onderzoek doen naar de stand en de samenwerking van de ogen. Ook worden de oogbewegingen onderzocht en wordt, afhankelijk van de leeftijd, de gezichtsscherpte oog voor oog bepaald. De ogen worden ingedruppeld om de pupillen te verwijden. Deze druppels moeten ten minste een half uur inwerken. Zo kunnen de binnenste lagen van het oog beoordeeld worden en kan bepaald worden of een brilcorrectie nodig is. De druppels zijn na ongeveer een dag uitgewerkt.
Aan de hand van dit onderzoek wordt bepaald om welke vorm van scheelzien het gaat en hoe deze het beste behandeld kan worden.
Welke behandelingen zijn er mogelijk?
De behandeling van scheelzien en/of van een lui oog kan langdurig zijn. In de meeste gevallen komt het kind onder behandeling van de orthoptist die de oogarts ook adviseert bij de beslissing tot een oogspieroperatie. In het algemeen wordt eerst het luie oog behandeld voordat de eventuele oogspiercorrectie wordt uitgevoerd. Behandeling van het luie oog kan op de volgende manieren:
- Afplakken van het goede oog, om het zien van het luie oog te verbeteren.
- Zo nodig voorschrijven van een bril om het beeld dat het luie oog ontvangt maxi maal scherp te krijgen.
- Voorschrijven van een bril als het kind daardoor een verbetering van de oogstand kan krijgen.
- In enkele gevallen is het nodig oogdruppels voor te schrijven.
Bij al deze behandelingen zijn regelmatige controles nodig om de resultaten te kunnen vaststellen. Bij deze controles zal de orthoptist/oogarts het resultaat van de behandeling met de ouders bespreken en de behandeling zo nodig aanpassen.
De oogspieroperatie
Bij een deel van de kinderen met scheelzien zal vroeg of laat worden besloten tot "rechtzetten" van de ogen. Er wordt dan een oogspieroperatie verricht waarbij de oogspieren, die aan de buitenkant van de oogbol vastzitten, verzwakt of versterkt worden door ze te verplaatsen of in te korten.
Welke spieren geopereerd worden hangt af van de uitkomsten van het onderzoek. Meestal wordt geopereerd aan beide ogen. Aan kinderen wordt altijd narcose gegeven. De operatie vindt bijna altijd in dagbehandeling plaats. Na de operatie zullen de ogen rood en wat gezwollen en pijnlijk zijn. Soms worden oogdruppels voorgeschreven en/of oogbewegingsoefeningen. De eerst dagen na de operatie kan het kind beter niet in de zandbak spelen. Ook wordt zwemmen vlak na de operatie ontraden wegens infectiegevaar. In de meeste gevallen heeft de operatie voldoende resultaat.
Soms zijn twee of meerdere operaties noodzakelijk, bijvoorbeeld bij een duidelijke onder- of overcorrectie.
Contact bij problemen na uw behandeling
In deze folder is in het kort weergegeven wat er aan de hand is wanneer er sprake is van scheelzien. Ook wordt aangegeven wat eraan gedaan kan worden. Niet alle informatie in deze folder is noodzakelijk op uw kind van toepassing. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, stel deze dan aan uw eigen orthoptist of oogarts.
Contact
Bij vragen of problemen kunt u contact opnemen met:
LUMC, polikliniek Oogheelkunde
Routenummer 598, locatie J3
Tel. 071 – 526 8030
Voor afspraken: het medisch secretariaat tussen 9:00 en 12:00 uur, toets 1
Voor medische vragen: de verpleging tussen 08:30 en 17:00 uur, toets 2
Voor overige vragen: het medisch secretariaat tussen 9.00 – 16.00 uur, toets 4
Buiten kantooruren: 071 – 526 9111 (vragen naar dienstdoende arts-assistent afdeling Oogheelkunde)
Links
Andere relevante patiënteninformatie op de LUMC-website
Meer informatie over een lui oog is te vinden op de website www.orthoptisten.info
Deze folder is tot stand gekomen onder redactie van de Commissie Patiënten voorlichting van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) in 2008 (www.oogheelkunde.org) en aangepast voor het LUMC in 2016.